Hoge opkomst bij gedachtenexperiment rondom de toekomstbestendigheid van het primair onderwijs in de Westelijke Mijnstreek 27-10-2015

< Transitieatlas Zuid-Limburg

Een groot gezelschap van 65 betrokkenen heeft zich 12 oktober 2015 gezamenlijk gebogen over de toekomst van het primair onderwijs in Zuid-Limburg. De schoolbesturen in de regio zien de bevolkingssamenstelling veranderen, het aantal basisschoolleerlingen neemt af. De schoolbesturen, verenigd in de Tafel PO onder het convenant ‘Een koers voor Limburg’, hebben naar aanleiding van deze ontwikkelingen opdracht gegeven de Transitieatlas primair onderwijs uit te voeren. Na interactieve bijeenkomsten in Maastricht-Heuvelland en Parkstad hebben belanghebbenden in de Westelijke-Mijnstreek besproken hoe ook in de toekomst de kwaliteit van het onderwijs gewaarborgd kan worden. Aanwezigen kunnen door middel van stemtablets hun stem laten horen, wat vinden zij belangrijk? Kaartbeelden geven vorm aan de criteria en belangen van de aanwezigen, waardoor de consequenties van keuzes goed zichtbaar worden. Deze beelden vormen een goede basis om het gesprek op gang te brengen en te houden.

De regio

De avond wordt geopend door Simone van Trier, zij vervult deze avond de rol van voorzitter. Alle aanwezigen worden uitgenodigd vanavond gezamenlijk de toekomst te verkennen. In de regio wordt al sterk geanticipeerd op de leerlingendaling, maar de toekomst kan niet door individuele scholen gedragen worden. De verantwoordelijkheid om het primair onderwijs ook in de toekomst in goede banen te leiden ligt in handen van alle aanwezigen. Vanavond wordt de discussie, die normaal vaak binnen de eigen school, het eigen college of de eigen raadzaal blijft, binnen een groot gemêleerd gezelschap voortgezet. Simone draagt het woord over aan Jaap Oostdijk, hij schetst namens Public Result de huidige situatie in Zuid-Limburg en specifiek in de Westelijke Mijnstreek.

Het aantal basisschoolleerlingen in de Westelijke Mijnstreek is afgelopen jaren afgenomen van 14.000 in het jaar 2000 naar 10.150 in 2014. In de Westelijke Mijnstreek zijn in de afgelopen 5 jaar al 6 scholen gesloten en gefuseerd. Toch zien we dat de mismatch groter wordt; het aantal scholen daalt niet evenredig mee met het aantal leerlingen. Er zijn dus meer scholen met gemiddeld minder leerlingen bijgekomen. Van de 48 scholen die er nu zijn, hebben 7 scholen een leerlingenaantal onder de 100. De leerlingendaling zal naar verwachting de komende jaren verder doorzetten en de taak is aan de schoolbesturen, gemeenten en ouders om de bereikbaarheid, kwaliteit en betaalbaarheid van scholen in de Westelijke Mijnstreek ook de komende jaren te waarborgen.

Normen en waarden aanwezigen 

Een belangrijk aandachtspunt voor aanwezigen is het effect van scholen op de leefbaarheid van kernen en de bereikbaarheid. Een ruime meerderheid (71,4%) van de aanwezigen vindt een basisschool niet noodzakelijk voor de leefbaarheid van een kern of wijk. Opvallend is dat 62,5% van de raadsleden de school wel noodzakelijk voor de leefbaarheid vindt. Een van de deelnemers stelt dat dit komt doordat de partijen een andere verantwoordelijkheid hebben. Raadsleden moeten de achterban bedienen en scholen richten zich vooral op het leveren van kwalitatief goed onderwijs. Niet alle raadsleden zijn het hiermee eens: zij zien naast het bieden van onderwijs een belangrijke rol voor scholen in het bevorderen van de sociale cohesie, los van of kiezers dit vinden. Volgens sommige aanwezigen is het in deze discussie belangrijk een onderscheid te maken tussen de stad en kernen in het landelijk gebied. De invloed van een school op de leefbaarheid lijkt belangrijker op het platteland. Kinderen die een grotere afstand afleggen naar school, spelen niet met kinderen uit het dorp en zullen zich met schoolgenootjes aansluiten bij andere verenigingen. In de stad zal het sluiten van een basisschool minder grote gevolgen hebben voor de afstand, waardoor de gevolgen beperkter blijven. Uit de dialoog blijkt dat de meerderheid inderdaad vindt dat een basisschool niet noodzakelijk is voor de leefbaarheid, maar een school in de buurt is wel wenselijk. De bereikbaarheid is dan ook van belang. Een kleine meerderheid (51,6%) van de aanwezigen vindt 2 tot 4 kilometer reizen nog aanvaardbaar. In lijn met de voorgaande conclusie vinden de aanwezigen ook hierbij dat er een verschil tussen een aanvaardbare en wenselijke afstand is.

De huidige opheffingsnorm verschilt per gemeente en ligt in de regio tussen de 100 en 143, wat een groot deel van de aanwezigen (36,5%) ook als een acceptabele opheffingsnorm ziet. De acceptabele opheffingsnorm moet wel gezien worden in relatie tot de omgeving, in het stedelijk gebied is een hogere opheffingsnorm aanvaardbaar. Voor het bepalen van deze ondergrens zou de kwaliteit van een school het belangrijkst zijn, wat voor een groot deel van de aanwezigen losstaat van het leerlingenaantal. Hoewel de kwaliteit van het onderwijs voorop staat, is een gezonde financiële exploitatie ook van groot belang, juist om die kwaliteit te kunnen waarborgen. Voor de vorming van integrale kindcentra vinden veel aanwezigen een schaalgrootte van minimaal 300 leerlingen passend. Deze schaalgrootte is nodig om een breed aanbod binnen een integraal kindcentrum te financieren, wat voor veel aanwezigen (37%) wenselijk is. Over de vraag hoe kwaliteit op scholen te borgen is, zijn de meningen verdeeld. 45,2% denkt dat dit kan als scholen zich kunnen specialiseren en onderscheiden, wat door enkele aanwezigen ook als noodzakelijk gezien wordt om passend onderwijs te kunnen bieden. Andere factoren die genoemd worden zijn het opleidingsniveau van de docenten (21%), maar het gaat niet alleen om opleiding, ook om de passie van docenten en leiders die docenten de autonomie geven te doen waar zij goed in zijn. Duidelijk wordt dat meerdere factoren bijdragen aan de onderwijskwaliteit.

De toekomst

Onder de aanwezigen is enige discussie over impact van actuele ontwikkelingen op het toekomstig aantal leerlingen. Volgens sommigen zal extra werkgelegenheid bij VDL zorgen voor een instroom van gezinnen met kinderen, waardoor er in de toekomst meer scholen nodig zijn dan nu gedacht. Anderen wijzen erop dat de werkloosheid in Zuid-Limburg vrij hoog is en dat eerste prioriteit zou moeten zijn te zorgen dat de ouders van kinderen die nu op school zitten aan het werk worden geholpen en dat het met de instroom van nieuwe gezinnen niet zo’n vaart zal lopen. Ook vluchtelingen die naar Nederland komen zouden de leerlingendaling kunnen afvlakken denkt een aantal aanwezigen. Daar wordt tegenin gebracht dat dit vooral leidt tot een tijdelijke stijging van het aantal leerlingen op een aantal specifieke scholen. Structureel zal het aantal leerlingen blijven afnemen. Prognoses zijn altijd lastig en voor individuele scholen wijken ze wel eens af van de werkelijkheid. Voor het totaalbeeld op het niveau van de regio is de afgelopen jaren wel gebleken dat prognoses vaak uitkomen.

De leerlingendaling vraagt om actie, daar zijn de aanwezigen het over eens. De Westelijke Mijnstreek heeft een goede basis waar op gebouwd kan worden. Men is tevreden met de huidige bestuurlijke situatie in de regio, enkele grote besturen zorgen voor een groot draagvlak. Scholen, gemeenten en andere kind partners moeten samen zorgen voor een goed ontwikkelingsaanbod. Door gezamenlijk te luisteren naar de vraag uit de regio kan hierop worden ingespeeld en ontstaat er ruimte voor individuele scholen om zich te specialiseren. De aanwezigen geven aan kennis (26,2%), flexibel personeel (23%) of zowel faciliteiten als personeel en kennis (26,2%) te willen delen met andere schoolbesturen. Veel van de schoolbesturen in Zuid-Limburg zijn al met elkaar in gesprek en er is dan ook vertrouwen dat deze scholen samen een goede visie kunnen vormen voor het primair onderwijs in de regio.

Conclusie

De avondvoorzitter sluit af door iedereen te bedanken en het laatste woord te geven aan de aanwezigen. Een van de aanwezigen is blij de bijeenkomst te hebben bijgewoond, maar niet met wat hij moet constateren. Er ligt een grote opgave voor alle aanwezigen; besturen en gemeenten moeten samenwerken om de toekomstbestendigheid van het primair onderwijs te borgen. Simone stelt dat de avond geslaagd is als de aanwezigen zich bewust zijn geworden van de omvang van het probleem. De aanwezigen moeten de kwaliteit van het onderwijs waar de kinderen recht op hebben ook in de toekomst aan kunnen bieden en door samen te werken kan dit mogelijk worden gemaakt. Tijdens deze bijeenkomst zijn de eerste stappen al gezet en de aanwezigen hebben samen aanknopingspunten aangedragen waarmee zij het primair onderwijs in de Westelijke Mijnstreek voor de toekomst kunnen bestendigen.

 

Werken bij Public Result?