Samen werken aan de kwaliteit van het primair onderwijs in Zuid-Limburg 13-10-2015
< Transitieatlas Zuid-Limburg
Een gemêleerd gezelschap van 24 betrokkenen heeft zich 5 oktober jl. gewaagd aan een gedachtenexperiment. De gezamenlijke schoolbesturen in Zuid-Limburg, vertegenwoordigd in de Tafel PO van Een koers voor Limburg, zien de bevolkingssamenstelling in de regio veranderen. Dit wordt in het primair onderwijs zichtbaar door een afname van het aantal leerlingen. Om de kwaliteit van het onderwijs ook in te toekomst te kunnen waarborgen hebben zij de opdracht gegeven de Transitieatlas primair onderwijs uit te voeren in Zuid-Limburg. Na twee interactieve bijeenkomsten in Maastricht-Heuvelland vindt vandaag op uitnodiging van Bert Nelissen namens de Tafel PO ook een bijeenkomst plaats in Parkstad. Door middel van een interactief stemsysteem worden de belangen en criteria vanuit de verschillende perspectieven van de aanwezigen in kaart worden gebracht. Deze criteria worden vervolgens uitgewerkt in kaartbeelden, die een goede aanleiding vormen voor een discussie over de manier waarop Zuid-Limburg in de toekomst goed onderwijs kan blijven bieden.
De regio
Het aantal basisschoolleerlingen in Zuid-Limburg is afgelopen jaren al afgenomen en deze daling zal komende jaren verder doorzetten. In Zuid-Limburg is al sterk geanticipeerd op de krimp en er zijn sinds 2000 achttien scholen gesloten. Wel is zichtbaar dat het scholenbestand relatief minder hard is geslonken dan het aantal leerlingen. Parkstad is een divers gebied, grote kernen worden afgewisseld met kleine gemeenschappen. De discussie vindt plaats over dorpen met een laatste basisschool, maar ook over stedelijke wijken waar nog drie basisscholen open zijn. Omdat de leerlingendaling de komende jaren doorzet is de vraag hoe schoolbesturen, gemeenten en ouders de bereikbaarheid, kwaliteit en de betaalbaarheid van scholen in Parkstad ook de komende jaren kunnen waarborgen.
Normen en waarden
Afstand
Jacques Costongs heeft deze bijeenkomst de rol van avondvoorzitter op zich genomen. Hij wil vooraf benadrukken dat er vanavond geen besluiten genomen zullen worden, maar de discussie wel zal worden aangewakkerd. Namens Public Result schetst Jaap Oostdijk de huidige situatie in Zuid-Limburg en introduceert hij het instrument transitieatlas, waarna eerst de criteria van de aanwezigen worden verzameld middels een interactieve stemronde. De afstand tot een basisschool zou beperkt moeten blijven volgens de aanwezigen, maar de definitie van beperkt verschilt onderling. Bijna 42% van de aanwezigen vindt 2-4 kilometer aanvaardbaar, ongeveer 21% gaat akkoord met 4-6 kilometer en nog eens 12,5% vindt 6-10 kilometer nog acceptabel. Het is lastig een maximale norm te bepalen, de leeftijd van de kinderen en het type vervoer zijn doorslaggeven voor de afstand die kinderen af zouden kunnen leggen. Een van de aanwezigen geeft aan dat kinderen zelfstandig te voet of per fiets naar school moeten kunnen, al blijkt dat veel ouders de kinderen op weg naar werk bij school afzetten. De ouders worden door de aanwezigen dan ook verantwoordelijk gehouden voor de bereikbaarheid van de school.
Leefbaarheid
De aanwezigen zijn erg verdeeld over de rol van een basisschool voor de leefbaarheid in een kern of wijk. De aanwezige vertegenwoordigers van het primair onderwijs zien de noodzakelijkheid van een basisschool voor de leefbaarheid in de wijk zelf minder dan de andere aanwezigen. Een vertegenwoordigster van een schoolbestuur laten weten dat scholen de leefbaarheid wel kunnen bevorderen, maar de impact van een school op de leefbaarheid heeft ook te maken met de grootte van een school. De bijdrage van scholen aan de leefbaarheid lijkt belangrijker op het platteland. De aanwezigen laten hun zorgen daarover blijken: wanneer kinderen elders naar school gaan, zal het sociale- en verenigingsleven hieronder lijden. Kinderen spelen niet meer met elkaar in het dorp en zullen zich met vrienden aansluiten bij een andere voetbalclub. In stedelijk gebied zal de afstand naar een school minder toenemen wanneer er een wordt gesloten, waardoor de gevolgen overzichtelijk blijven. Uit de scenario’s blijkt dat ook met het hanteren van de lokale opheffingsnorm in 2020 sommige scholen te weinig leerlingen zullen hebben, ook sommige scholen op het platteland. De aanwezigen geven aan in principe achter deze normen te staan en zien daarom des te duidelijker de noodzaak van de huidige discussie.
Integrale kindcentra
De aanwezigen lijken in de stemronde wel open te staan voor grotere scholen, om zo een bredere basis te kunnen leggen voor IKC’s. Bijna 41% geeft aan open te staan voor scholen met een minimum van 300 leerlingen. In IKC’s zouden de aanwezigen ook graag veel voorzieningen willen combineren, toegespitst op situatie en behoefte in de omgeving. Uit de scenario’s blijkt echter wat de gevolgen van deze norm zijn: rond een school van minimaal 300 leerlingen is in de wijk of kern niet genoeg voeding om veel andere scholen open te houden. De aanwezigen laten blijken dat dit eigenlijk geen gewenst beeld is. Hieruit blijkt duidelijk het dilemma tussen kwaliteit en bereikbaarheid waar de betrokkenen mee om moeten gaan.
Toekomstbeeld
Enkele aanwezigen geven aan de kansen die innovatie brengt voor de toekomst van het onderwijs te missen in de discussie. Zouden er door innovatie niet meer scholen open kunnen blijven? Dit idee wordt niet door alle aanwezigen gedeeld; innoveren zal niet leiden tot extra leerlingen in de regio. Ook wanneer er nieuwe innovatieve concepten worden opgezet is er een minimaal aantal leerlingen nodig. Een schooldirecteur geeft aan dat ondanks een innovatief concept een paar jaar geleden een school moest sluiten, omdat deze te klein werd en financieel niet meer gezond te houden. Innovatie en samenwerking, tussen scholen en gemeenten, maar ook tussen scholen en schoolbesturen onderling, zijn in ieder geval wel nodig om kwaliteit van het onderwijs te waarborgen. Tijdens de stemronde blijkt dat veel aanwezigen al bereid zijn kennis, personeel en faciliteiten te delen met andere schoolbesturen. Tegelijk geven schoolbestuurders aan dat zelfs voor het delen van personeel binnen een schoolbestuur een verandering in mindset plaats moet vinden. De stap naar andere schoolbesturen is nog groter.
De leerlingendaling dwingt innovatie en samenwerking af, waarvan de aanwezigen zich nu bewust zijn. De aanwezigen moeten samen de verantwoordelijkheid dragen voor goed en verspreid onderwijs, stelt Bert Nelissen. De aanwezigheid bij deze bijeenkomst van verschillende partijen uit de regio heeft tot een goede discussie geleid. Door elkaar ook in de toekomst op te blijven zoeken en elkaar te helpen kan de kwaliteit van het onderwijs in de regio gewaarborgd worden, want dat is wat de kinderen verdienen.