Grote betrokkenheid bij de toekomst van het primair onderwijs op Voorne-Putten 11-05-2016
< Transitieatlas primair onderwijs Voorne-Putten
< Transitieatlas
< Transitieatlas primair onderwijs
< Transitieatlas voortgezet onderwijs Voorne-Putten
Een gemêleerd gezelschap van zo’n 65 betrokkenen is 12 april jl. de discussie aangegaan over de toekomstbestendigheid van het primair onderwijs op Voorne-Putten. Voorne-Putten is een van de anticipeerregio’s in Zuid-Holland; de regio groeit op dit moment nog, maar heeft wel al te maken met een relatief sterke vergrijzing en ontgroening. Alle vier de gemeenten op het eiland hebben het aantal basisschoolleerlingen de afgelopen jaren sterk zien dalen. Gemeenten en schoolbesturen willen de handen ineen slaan om op een goede manier met de gevolgen van leerlingendaling voor onderwijskwaliteit en huisvesting om te gaan. Vanuit de provincie heeft de regio de mogelijkheid gekregen gebruik te maken van de Transitieatlas primair onderwijs, ontwikkeld door adviesbureau Public Result. Tijdens de interactieve bijeenkomst krijgen betrokkenen de mogelijkheid zich uit te spreken over de manier waarop ook in de toekomst de kwaliteit van het onderwijs volgens hen gewaarborgd kan worden. Door middel van stemtablets worden de normen, waarden en criteria uit de regio opgehaald. Scenario’s in kaartbeelden geven vervolgens vorm aan deze criteria en belangen van de aanwezigen. Consequenties van deze keuzes komen zo gelijk in beeld, wat een goede basis vormt om het gesprek over het onderwijs op gang te brengen om zo bewustwording te creëren en input te genereren voor het huisvestingsbeleid van gemeenten en schoolbesturen. De avond was niet bedoeld voor besluitvorming. Wel dienen de voorkeuren die zijn uitgesproken als input hiervoor. De grote en diverse opkomst zorgde voor een nuttige en gevarieerde avond.
De leerlingendaling die de verschillende gemeenten afgelopen jaren te verwerken hebben gekregen lopen uiteen van 12% in Hellevoetsluis tot 26% in voormalig Bernisse. Komende jaren staat alleen Westvoorne (-14%) en Hellevoetsluis (-13%) nog een daling van het aantal leerlingen te wachten tot 2025. Schoolbesturen en gemeenten hebben hier de afgelopen jaren actief op ingespeeld. De daling van het aantal scholen heeft door fusies min of meer gelijke tred gehouden met de leerlingendaling. De gemiddelde schoolgrootte is daardoor 227 leerlingen, wat relatief hoog is ten opzichte van vergelijkbare regio’s. Ook is het aantal schoolbesturen voor de regio (8) op het aantal van 12.000 leerlingen compact te noemen. Er is dus een goede basis voor een nauwe samenwerking. Kenmerkend voor de regio is echter ook het grote aantal dislocaties in het stedelijke gebied. Dit zijn onderwijslocaties die formeel onderdeel zijn van een andere school, maar vaak een eigen functie vervullen binnen een wijk. Voorne-Putten kent 52 brinnummers (formeel zelfstandige scholen), maar er wordt maar liefst op 75 locaties basisonderwijs aangeboden. Deze onderwijslocaties zijn afgelopen jaren in de gehele regio slechts met 6 afgenomen en hebben dus niet gelijke tred gehouden met de leerlingendaling. Dit levert voor alle partijen een uitdaging op hoe om te gaan met de betaalbaarheid, bereikbaarheid en nabijheid van deze overmaat aan locaties en vierkante meters.
Avondvoorzitter Cees Vingerling leidt de aanwezigen door vragen over normen rond kwaliteit, bereikbaarheid en bedrijfsvoering van het onderwijs. De stemresultaten worden direct in beeld gebracht en hierdoor ontstaan zeer nuttige discussies over afwegingen en uitgangspunten die volgens de aanwezigen van belang zijn in dit onderwerp.
Het behouden van de meeste onderwijslocaties heeft ervoor gezorgd dat de bereikbaarheid van het onderwijs afgelopen jaren op peil is gebleven. De aanwezigen laten met de maximale afstand die zij bereid zijn af te leggen weten dat de bereikbaarheid in de toekomst ook geborgd moet blijven. Voor het landelijk gebied vindt de grootste groep aanwezigen (40%) een afstand van 4 – 6 kilometer aanvaardbaar, maar in totaal zijn er meer aanwezigen die liever een afstand onder de 4 kilometer zou zien. In stedelijk gebied zou deze afstand maximaal 2 – 4 kilometer mogen bedragen volgens 46% van de aanwezigen. Met een afstand tot 6 kilometer zou het in landelijk gebied kunnen betekenen dat de basisschool niet in de eigen kern, maar in een buurdorp te vinden is. Veel aanwezigen laten blijken dat dit geen wenselijk scenario is, want volgens 58% van de aanwezigen is een basisschool noodzakelijk voor de leefbaarheid in een kern of wijk. Volgens de meeste aanwezigen zou het sluiten van een school meer weghalen uit een kern dan alleen het onderwijs, ook het bestaansrecht van winkels en sportclubs zou onder druk komen te staan. Hierop wordt gereageerd met een tegenvoorbeeld van twee kernen in de regio zonder basisschool, waar de leefbaarheid wel in stand zou zijn gehouden.
De regio kent zowel stedelijke als landelijke kernen, waardoor de opheffingsnormen uiteen lopen van 50 in voormalig Bernisse tot 180 in de kern Spijkenisse. De aanwezigen zelf geven ook aan dat er verschillende opheffingsnormen zouden mogen gelden voor de verschillende kernen. In landelijk gebied kan hierbij gedacht worden aan een norm tussen de 50-80 (35%), wat (met uitzondering van Zwartewaal en Vierpolders) overeenkomt met de huidige situatie. In stedelijk gebied (Brielle, Hellevoetsluis en Spijkenisse) wordt gekozen voor een wat hogere opheffingsnorm tussen de 150-179 (44%). In de huidige situatie lopen de opheffingsnormen uiteen van 109 in Brielle tot 180 in Spijkenisse.
Het bepalen van een ondergrens roept bij de aanwezigen gelijk vragen op over de kwaliteit en betaalbaarheid van het onderwijs. Vanuit de zaal wordt gereageerd dat er niet één aspect kan worden aangewezen wat van belang is voor de kwaliteit, het is een optelsom van bijvoorbeeld goed geschoolde leerkrachten, voldoende massa en een gezonde financiële exploitatie. In de context kan bepaald worden welke aspecten voor een bepaalde school binnen een bepaalde kern het belangrijkst zijn. Een van deze aspecten moet volgens de aanwezigen (32%) in ieder geval het maximum aantal gecombineerde leerjaren zijn. Dit komt voor de meerderheid van de aanwezigen neer op twee jaargroepen per klas. Dit lijkt op gespannen voet te staan met het uitgangspunt van maximaal 80 leerlingen in landelijk gebied wat immers 4 gecombineerde groepen zou inhouden. Over de vraag hoe kwaliteit op scholen te borgen is, zijn de meningen verdeeld. De mogelijkheid voor scholen om zich te onderscheiden en specialiseren en het combineren van basisonderwijs met andere kindfuncties zouden hieraan bij kunnen dragen. In IKC’s kunnen deze kindfuncties gecombineerd worden, wat volgens 26% van de aanwezigen een borging van de kwaliteit zou betekenen. Het realiseren van een IKC vraagt volgens 42% van de aanwezigen om een schaalgrootte van 300 basisschoolleerlingen. Dit ligt ver boven de huidige opheffingsnormen, maar schoolbesturen willen op sommige plekken wel tot die schaal optimaliseren.
Voor ouders is bij de keuze voor een school de denominatie volgens 66% van de aanwezigen redelijk tot zeer belangrijk. Het samenwerken van scholen met verschillende denominaties zou volgens een deel van de aanwezigen wel kunnen bijdragen aan de betaalbaarheid, kwaliteit en bereikbaarheid van het onderwijs op het eiland. Denominatie hoeft volgens aanwezigen geen obstakel te zijn voor samenwerking tussen verschillende scholen. Aanwezigen staan open om te zoeken naar manieren om leerlingen met verschillende achtergronden gezamenlijk les te geven, waarbij wel rekening wordt gehouden met de normen en waarden en de belangen van kind en ouders.
De regio heeft de grootste daling al achter de rug en volgens 21% van de aanwezigen is er goed ingespeeld op deze daling en kan de regio de nog komende ontwikkelingen aan. 70% van de aanwezigen denkt echter dat de regio ook komende jaren nog verder in zal moeten spelen op de leerlingendaling. Vooral gemeentebesturen, gemeenteraden en schoolbesturen denken dat er nog wel een slag te maken is om het onderwijs toekomstbestendig te krijgen, bijvoorbeeld door fusietrajecten (26%) en het beperken van het aantal vierkante meters (16%). De partijen geven aan graag gezamenlijk aan de slag te gaan met de problematiek rondom leerlingendaling; in samenwerking worden ook wel oplossingen gezien. De besturen, zo vinden alle aanwezigen, zijn dan ook gezamenlijk verantwoordelijk om primair onderwijs in de volle breedte te blijven aanbieden op het eiland. Volgens 23 stemmende deelnemers zijn er echter wel wat wettelijke beperkingen voor scholen om samen te werken, wat de toekomstbestendigheid in de weg staat. Een groot voordeel voor de regio zelf is het beperkte aantal besturen dat actief is. 35% van de aanwezigen zou het liefst verder opschalen naar één bestuur voor het gehele primair onderwijs op het eiland.
De kaartbeelden en scenario’s laten zien dat de grootste opgave in het stedelijk gebied ligt, vooral door de vele kleinere dislocaties die de kernen Spijkenisse en Hellevoetsluis kennen. Het scenario met de voorkeursnormen (in stedelijk gebied 180 en in ommeland 80) kon op instemming rekenen van de aanwezigen. Er worden kansen gezien voor optimalisatie. De kaartbeelden geven goede aanleiding om het gesprek rondom de toekomstbestendigheid van het primair onderwijs op gang te houden en inzicht te geven in de grote van de opgaaf die de regio nog te wachten staat. De grote bereidheid van betrokken partijen om samen te werken zorgt ervoor dat belemmeringen steeds verder op de achtergrond raken. Wethouder Kees Dijkman van Nissewaard sluit de avond namens de regio af. De verschillende belangen van de aanwezigen zijn deze avond inzichtelijk gemaakt. Het liefst zou iedereen in de regio zo veel mogelijk scholen, zo dicht mogelijk bij huis en van topkwaliteit hebben, maar de wethouder geeft aan dat de huidige situatie financieel gezien niet houdbaar is. De kaartbeelden die deze avond zijn getoond geven een goed beeld wat de regio nog te wachten staat, en de bestuurlijke opgave die er uit voortkomt.